Is beleggen in de vennootschap fiscaal interessant?

Heeft uw vennootschap gelden die niet onmiddellijk nodig zijn voor de bedrijfsactiviteiten? Dan heeft u zich mogelijks wel al eens de vraag gesteld of het interessant zou zijn om deze gelden te beleggen. Deze bijdrage licht de fiscale spelregels toe waarmee u rekening dient te houden wanneer u een investering in roerende beleggingen met uw vennootschap overweegt.

Alle opbrengsten belast

Sinds de recentste hervorming van de vennootschapsbelasting worden in beginsel alle opbrengsten, zoals meerwaarden, dividenden en intresten, van beleggingen binnen de vennootschap belast in de vennootschapsbelasting. Dit geldt bijvoorbeeld voor beleggingen in obligaties, individuele aandelen en beleggingsfondsen. De roerende voorheffing die eventueel ingehouden zou zijn geweest (bijvoorbeeld bij de uitkering van dividenden) is wel verrekenbaar met de vennootschapsbelasting.

Uitzonderingen

Er zijn twee mogelijkheden om de belastingdruk op de inkomsten van beleggingen te vermijden.

1. DBI-vrijstelling

Voor vennootschappen die beleggen in individuele aandelen geldt er een vrijstelling op ontvangen dividenden en op gerealiseerde meerwaarden indien cumulatief voldaan wordt aan volgende voorwaarden:

  • De vennootschap bezit een deelneming van minstens 10% van de aandelen in de vennootschap waarin wordt belegd, of de participatie heeft een waarde van minstens € 2.500.000 (= participatievoorwaarde).
  • De aandelen worden gedurende een ononderbroken periode van ten minste 1 jaar in volle eigendom aangehouden (= permanentievoorwaarde).
  • De uitkerende vennootschap wordt op haar winst belast in een normaal belastingregime (= taxatievoorwaarde).

Indien aan deze voorwaarden voldaan is mag de vennootschap de ontvangen dividenden en meerwaarden voor 100% aftrekken van haar winst zodat deze bijgevolg onbelast blijven. Het is evenwel duidelijk dat vooral de participatievoorwaarde in de praktijk moeilijk zal kunnen worden voldaan.

2. DBI-fonds

Een DBI-fonds is een speciaal soort distributiefonds dat uitsluitend belegt in aandelen en minstens 90% van zijn inkomsten als dividend uitkeert aan haar aandeelhouders. De dividenden en meerwaarden van dergelijke fondsen blijven voor de ontvangende vennootschap onbelast.

Minwaarden niet aftrekbaar

Als er minwaarden zouden gerealiseerd worden, dan zijn deze in beginsel niet aftrekbaar. Dit is bijvoorbeeld het geval voor beleggingen in individuele aandelen of in beleggingsfondsen. Minwaarden op obligaties, een tak 26-verzekering of een Branche 6-contract zijn daarentegen wel aftrekbaar.

Een tak 26-verzekering is een Belgisch vastrentend kapitalisatiecontract. Een Branche 6-contract is de Luxemburgse tegenhanger van het Belgische tak 26-contract met als voornaamste verschillen dat een Branche 6-contract niet vastrentend is maar gekoppeld is aan beleggingsfondsen en onderworpen is aan het Luxemburgs prudentieel recht.

Opgelet voor verlies KMO-tarief

Onder bepaalde voorwaarden kan een KMO-vennootschap aanspraak maken van een KMO-tarief van 20% in de vennootschapsbelasting tot een bedrag van € 100.000 winst. Eén van deze voorwaarden is dat de vennootschap geen financiële vennootschap is.

Een financiële vennootschap is een vennootschap waarvan de beleggingswaarde van de aandelen die ze bezit hoger is dan de helft van het gestorte kapitaal, de belaste reserves en de geboekte meerwaarden van uw vennootschap. Aandelenparticipaties van 75% of meer worden hierbij niet in rekening gebracht.

Te grote aandelenbeleggingen kunnen dus mogelijks het verlies van het KMO-tarief met zich meebrengen. Uitzondering hierop is het Branche 6-contract dat nooit het verlies van het KMO-tarief tot gevolg heeft.

Notionele intrestaftrek

Beleggen in een DBI-fonds, een kapitalisatiefonds, een Branche 6-contract of individuele aandelen die in aanmerking komen voor de DBI-vrijstelling heeft een negatieve impact op de berekeningsbasis van de notionele intrestaftrek. Met de hervorming van de vennootschapsbelasting werd het belang van de notionele interestaftrek echter sterk ingeperkt waardoor dit nadeel gering is.

Conclusie

Beleggen in roerende waarden met de vennootschap is door de hervorming van de vennootschapsbelasting voor de meeste beleggingsmogelijkheden weinig aantrekkelijk. Door de participatievoorwaarde inzake de vrijstelling van meerwaarden en dividenden op aandelenbeleggingen wordt zowat elke vorm van inkomen uit beleggingen onderworpen aan de vennootschapsbelasting.

De enige manier om aan deze taxatie in de praktijk te ontkomen is via de investering in een DBI-fonds. Aangezien dit fondsen zijn die uitsluitend in aandelen beleggen dient u dus wel enige volatiliteit te kunnen verdragen en een voldoende lange beleggingshorizon te hebben.

Beleggen in de vennootschap kan o.i. wel een meerwaarde bieden indien dit gekoppeld wordt aan een efficiënte verlonings- en dividendpolitiek waarbij de gelden die de vennootschap niet nodig heeft voor haar bedrijfsactiviteit op termijn terugvloeien naar het privé vermogen van haar bestuurders en/of aandeelhouders. Hierbij kan worden gedacht aan de uitkering van liquidatiereserves na het doorlopen van de wachttermijn van 5 jaar. Het fiscaal landschap voor privé beleggingen biedt immers meer mogelijkheden.

Download ons handig overzicht van de fiscale regels voor de verschillende beleggingsmogelijkheden in de vennootschap.

Steve Bossuyt
Expert familiale planning
Een vraag over dit artikel? Stel ze hier aan de auteur.