Je gezinswoning: vrijstelling van erfbelasting of niet?

In het Vlaamse Gewest kan je als langstlevende partner sinds 2007 de gezinswoning erven zonder hierop erfbelasting te moeten betalen. Een verkoop van de gezinswoning om de verschuldigde erfbelasting te kunnen betalen is dus in principe niet nodig. Dit kon in het verleden wel al eens het geval zijn wanneer de gezinswoning veruit het belangrijkste vermogensbestanddeel was en er weinig tot geen spaargelden voorhanden waren.

Maar kan iedere langstlevende partner van deze vrijstelling genieten? En wat wordt juist begrepen onder de term “gezinswoning”? Om niet voor verrassingen te komen staan bij een overlijden, willen we hierna enkele bijzonderheden uitlichten.

Voor wie?

Enkel de langstlevende partner kan de gezinswoning vrij van erfbelasting erven. Onder partner wordt niet alleen de langstlevende echtgeno(o)t(e) begrepen, maar ook de wettelijk of feitelijk samenwonende partner. Vanaf het moment dat je gehuwd bent of wettelijk samenwoont (dit is na het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning) kan de langstlevende genieten van deze vrijstelling. Voor de volledigheid geven we mee dat de langstlevende echtgenoot op basis van het wettelijk erfrecht de nalatenschap van de eerststervende erft in vruchtgebruik. Het wettelijk erfrecht van de wettelijk samenwonende partner is dan weer beperkt tot het vruchtgebruik van de gezinswoning en de inboedel.

Voor feitelijk samenwonenden liggen de zaken iets anders. De langstlevende feitelijk samenwonende partner kan pas genieten van de vrijstelling wanneer hij/zij minstens drie jaar ononderbroken met de overleden partner heeft samengewoond en met hem/haar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Hou er wel rekening mee dat feitelijk samenwonenden niet automatisch van elkaar erven. Van de vrijstelling kan dan ook alleen maar worden genoten voor zover de gezinswoning gelegateerd wordt aan de langstlevende partner. De opmaak van een testament is dan ook een must!

Niet alle wettelijk of feitelijk samenwonende partners kunnen genieten van de vrijstelling. Wanneer je wettelijk of feitelijk samenwoont met een bloedverwant in de rechte lijn, zoals een ouder of een kind, zal de langstlevende niet kunnen genieten van de vrijstelling voor de gezinswoning. Dit betekent dat samenwonende broers of zussen, die geen bloedverwanten in de rechte lijn zijn, dan weer wel in aanmerking komen voor de vrijstelling.

Welke woning komt in aanmerking voor de vrijstelling?

De woning die in aanmerking komt voor de vrijstelling van de erfbelasting is de woning die de gezamenlijke hoofdverblijfplaats was van de partners op het ogenblik van het overlijden van één van hen.

Wanneer één van de partners (of allebei), gelet op de leeftijd en/of gezondheidstoestand, noodgedwongen naar een woonzorgcentrum of een assistentiewoning verhuist, is er geen gezamenlijke hoofdverblijfplaats meer. De wet voorziet in dit geval dat de woning die de laatste gezamenlijke hoofdverblijfplaats was, alsnog in aanmerking komt voor de vrijstelling.

Ook de tuin?

Niet enkel de gezinswoning, maar ook de zogenaamde “aanhorigheden” kunnen genieten van de vrijstelling van erfbelasting. Maar wat is nu juist een aanhorigheid? Op basis van de wet betreft het elk gebouwd of ongebouwd onroerend goed dat volgens de aard, de ligging, de oppervlakte en de waarde ervan een normale bijhorigheid vormt van de gezinswoning.

De Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) oordeelt dat er sprake is van een normale bijhorigheid wanneer voldaan is aan volgende voorwaarden:

  • de aanhorigheid moet een bijzaak zijn van de woning (en niet omgekeerd);
  • de aanhorigheid moet kaderen in de woonfunctie (bv. garage, tuin, …) en mag niet kaderen in een economische activiteit;
  • wat betreft de ligging van de aanhorigheid:
    • indien het gaat om gronden: de gronden moeten grenzen aan het perceel waarop de woning is gelegen;
    • indien het gaat om een garage: de garage moet in de onmiddellijke nabijheid van de woning zijn gelegen.

Uit de rechtspraak blijkt dat het voornamelijk een feitenkwestie is wat als aanhorigheid kan worden beschouwd. Een aanpalend perceel grond dat sinds jaar en dag als tuin wordt gebruikt en samen met de gezinswoning een gebruikseenheid vormt, vormt geen probleem. Wordt het aangrenzend perceel grond niet als tuin gebruikt en is dit bv. afgebakend door bedrading waardoor het geen geheel vormt met de gezinswoning, dan zal dit mogelijks niet als aanhorigheid worden beschouwd.

Ook als je een deel van de woning gebruikt voor je beroep (bv. een huisartsenpraktijk), moet er een onderscheid worden gemaakt. Is het beroepsgedeelte qua waarde en/of omvang ondergeschikt aan het woongedeelte, dan zal het beroepsgedeelte als aanhorigheid worden beschouwd en kan de volledige gezinswoning genieten van de vrijstelling. In het omgekeerde geval, wanneer het woongedeelte ondergeschikt is aan het beroepsgedeelte, zal de vrijstelling niet gelden voor het beroepsgedeelte, maar enkel voor het woongedeelte.

Wat als een vennootschap eigenaar is van de woning?

Opdat de langstlevende partner kan genieten van de vrijstelling voor de gezinswoning in de erfbelasting, is het uiteraard vereist dat de gezinswoning tot de nalatenschap van de erflater behoort. Niet zelden is echter de (familiale) vennootschap eigenaar van de woning. Dit betekent dat bij een overlijden niet de gezinswoning, maar de aandelen van de vennootschap in de nalatenschap vallen en belast zullen worden aan de progressieve tarieven in de erfbelasting. Enkel wanneer de vennootschap kwalificeert als een familiale vennootschap en aan verschillende door de wet voorgeschreven voorwaarden is voldaan, kunnen deze aandelen mogelijks vererven aan een vlak tarief in de erfbelasting van 3%. Maar van een vrijstelling is dus geen sprake.

Meer weten? Contacteer ons!

Door de vrijstelling van de gezinswoning in de erfbelasting kan de langstlevende partner bij een overlijden genieten van een belangrijke belastingbesparing. Niet alleen de woning, maar ook bepaalde aanhorigheden zoals een vlakbij gelegen garage,  komen vrij van erfbelasting toe aan de langstlevende partner.

Hou er evenwel rekening mee dat feitelijk samenwonende partners sowieso eerst een testament in het voordeel van hun partner moeten opmaken. Maar ook voor gehuwden of wettelijk samenwonenden kan de opmaak van een testament nuttig zijn. Door bv. de gehele gezinswoning te legateren aan de langstlevende, kan de vrijstelling optimaal worden benut. Deze en andere planningstechnieken kunnen ervoor zorgen dat je vermogen uiteindelijk zal toekomen aan de gewenste personen, en dit op een fiscaalvriendelijke manier.

Wens je te weten hoe wij je kunnen helpen? Onze experten staan klaar met gedegen advies, altijd rekening houdend met je persoonlijke situatie, wensen en doelstellingen. Contacteer ons voor een eerste vrijblijvend gesprek.

Inge Veldeman
Expert vermogensplanning