In een arrest van 24 mei 2016 oordeelde het hof van beroep te Gent dat de forfaitaire waarderingsregel voor het bepalen van het voordeel van alle aard voor het gratis ter beschikking hebben van een onroerend goed, discriminerend is. 

Wie in het kader van een beroepswerkzaamheid een onroerend goed kosteloos ter beschikking krijgt wordt belast op een voordeel van alle aard. Dit voordeel wordt forfaitair geraamd in art. 18 §3 punt 2 KB/WIB 92.

Wanneer de woning door een natuurlijk persoon ter beschikking wordt gesteld, wordt de belastbare waarde van het voordeel vastgesteld op 100/60 van het geïndexeerde kadastrale inkomen (KI) van het betrokken onroerend goed. Wordt de woning daarentegen door een rechtspersoon ter beschikking gesteld, dan wordt het voordeel bepaald op 100/60 van het geïndexeerde KI, vermenigvuldigd met factor 3,8 (indien het KI > 745 EUR). Het voordeel ligt is dit geval dus bijna vier maal hoger.

Het Gentse hof van beroep stelt dat er geen enkele redelijke en objectieve verantwoording terug te vinden is voor het verschil in behandeling tussen de terbeschikkingstelling door een natuurlijk persoon of door een rechtspersoon. Het hof oordeelt dan ook dat er een schending van het gelijkheidsbeginsel voorligt en concludeert dat het verhoogde forfait voor woning ter beschikking gesteld door rechtspersonen niet mag worden toegepast.

De gevolgen van het arrest van het Gentse hof voor de praktijk moeten nog blijken. Het arrest toont alvast aan dat een bezwaar nuttig kan zijn, bijvoorbeeld wanneer het forfait hoger uitvalt dan de werkelijke waarde voor de verkrijger.

Thomas Weyts
Expert Tax & Estate Planning