Mag een bedrijfsleider-aandeelhouder zich op kosten van de vennootschap belonen met een nieuwe Porsche als extra bedrijfswagen? Het Hof van Beroep te Antwerpen (28 maart 2017) aanvaardde deze uitgaven niet als beroepskost en stelde dat een dergelijke “opslag” niet kon worden verantwoord door werkelijk aantoonbare prestaties. Het feit dat hiervoor een voordeel alle aard werd aangerekend aan de bedrijfsleider en dat hij effectief werkzaam is blijkt niet voldoende te zijn om de aftrek van zijn “bezoldiging” te verzekeren. Deze uitspraak van het Hof had betrekking op een bedrijfsleider die als onderdeel van zijn bezoldiging kon beschikken over twee luxe bedrijfswagens (een Porsche en een BMW 740).
De problematiek gaat echter verder dan het symbooldossier van de luxe bedrijfswagen. De andere klassieker, de riante gezinswoning of een appartement aan de kust die door de vennootschap ter beschikking wordt gesteld aan de bedrijfsleider, had eerder ook al te lijden onder deze nieuwe tendens in de rechtspraak (Hof van Cassatie, 14 oktober 2016). Het is reeds lang duidelijk dat deze een doorn in het oog van de van de fiscus zijn. Tijd voor enige reflectie.
Wat is nu de reikwijdte van deze recente rechtspraak?
Bezoldigingen aan personeel zijn aftrekbaar als beroepskost (art 52, 3° WIB 1992). Bezoldigingen aan bedrijfsleiders surfen mee op dit principe (art 195, §1 WIB 1992). De vereiste dat de bezoldiging of voordelen alle aard dienen opgenomen te worden op de fiche als bezoldiging aanzien we als vanzelfsprekend. Het is ook aanvaardbaar dat tegenover de bezoldiging werkelijke prestaties moeten staan die inkomsten opleveren voor de vennootschap (art. 49 WIB 1992).
Bovengenoemde rechtspraak gaat nog een hele stap verder. Het Hof stelt dat “uitgaven van persoonlijke aard” niet zomaar onder het mom van bezoldiging ten laste kunnen gelegd worden van de vennootschap indien dit niet in verhouding staat met de geleverde prestaties. Het lijkt erop dat het Hof eist dat de verloning van de bedrijfsleider marktconform dient te zijn, maar wat is marktconform? Persoonlijk ken ik geen personeelsleden die twee luxe bedrijfswagens ter beschikking krijgen als onderdeel van de verloning, maar ik ken ook maar weinig personeelsleden die zo veel energie, doorzettings-en incasseringsvermogen aan de dag leggen als vele zelfstandige kmo-bedrijfsleiders. Indien deze tendens doorgetrokken wordt zal mogelijks het toekennen van een stevige verhoging van de bezoldiging aan de bedrijfsleider in vraag gesteld worden. Of wat met het toekennen van een éénmalige bijstorting als backservice bij de individuele pensioentoezegging? Als we de evolutie in de recente rechtspraak goed begrijpen zouden we moeten nagaan of een andere onderneming ook een dergelijke vergoeding zou toekennen aan een onafhankelijk bedrijfsleider (niet aandeelhouder). Bij grote ondernemingen wordt dit beslist in een renumeratiecomité. Hoe ga je hiermee om als KMO?
Wat kunnen we hieruit leren?
Meer en meer dient ook een familiale kmo gerund te worden als een grote onderneming, waarbij de verschillende organen van de vennootschap, zoals de algemene vergadering en de raad van bestuur niet louter een formaliteit zijn in het verslag van de boekhouder maar hun rol werkelijk vervullen. Het belang van de verslaggeving van de algemene vergadering en de raad van bestuur is dringend aan een opwaardering toe. Ook de antimisbruikbepaling had ons eerder al gewezen op de noodzaak aan motivering bij alle stappen die gezet worden in een onderneming.
In de familiale KMO wordt veelal weinig belang gehecht aan contracten, zeker met de bedrijfsleider zelf. Een personeelslid heeft meestal wel een duidelijke arbeidsovereenkomst maar bij de bedrijfsleider ontbreekt veelal enige contractuele basis. Naast het verslag van de algemene vergadering die de bezoldiging vastlegt is ook de opmaak van een dienstverleningsovereenkomst aangewezen. In deze overeenkomst kan dan ook voorzien worden in een variabele vergoeding in functie van behaalde resultaten. In de praktijk behouden vele bedrijfsleiders hun verloning jaar na jaar op hetzelfde niveau en wijzigen ze dit veelal in één keer drastisch. Bij loontrekkenden wordt de vergoeding daarentegen jaarlijks geïndexeerd. Misschien kan deze praktijk ook beter toegepast worden bij de bedrijfsleiders als normaal verloop van de verloning.
Naast de vergoeding van de prestaties als bedrijfsleider kan ook aandacht gegeven worden aan de vergoeding van de aandeelhouder. Hierbij is het aanleggen van de liquidatiereserve een heel nuttig instrument om de aandeelhouder na verloop van vijf jaar te vergoeden voor de inzet van zijn kapitaal.
Kristof Delobelle
Tax & Estate coach