Sinds kort aanvaardt de Vlaamse belastingdienst (Vlabel) het verblijvingsbeding onder last. Het volledige gemeenschappelijk huwelijksvermogen kan op die manier op een fiscaalvriendelijke manier toekomen aan de langstlevende. Vlabel geeft evenwel een eigen interpretatie aan het verblijvingsbeding onder last, zodat in elke situatie dient te worden bekeken of dit beding effectief voordelig(er) is.
Het verblijvingsbeding
Gehuwden wensen elkaar vaak zoveel als mogelijk te beschermen. Echtgenoten gehuwd onder een gemeenschapsstelsel kunnen hiertoe een verblijvingsbeding inlassen in hun huwelijkscontract, waardoor de volledige huwgemeenschap bij het eerste overlijden toekomt aan de langstlevende van de echtgenoten. Zodoende kan de langstlevende beschikken over de gemeenschapsgoederen zonder inmenging van de kinderen. Het fiscaal prijskaartje is echter niet min. Al hetgeen de langstlevende verkrijgt boven de helft van de huwgemeenschap wordt beschouwd als een belastbaar legaat. In tegenstelling tot bij de wettelijke devolutie, waarbij de langstlevende het vruchtgebruik erft en de kinderen de blote eigendom, is er bij een verblijvingsbeding geen spreiding van de erfbelasting over verschillende erfgenamen, waardoor deze snel hoog oploopt. Bovendien worden die goederen bij het overlijden van de langstlevende nogmaals belast, terwijl bij de wettelijke devolutie het vruchtgebruik uitdooft en er geen erfbelasting op deze goederen meer verschuldigd is. Ook erven de kinderen niets bij het eerste overlijden en hebben zij geen zekerheid of er nog iets zal overblijven bij overlijden van de langstlevende.
Fiscaalvriendelijker alternatief: het verblijvingsbeding onder last
Om enigszins tegemoet te komen aan deze verzuchtingen werd het verblijvingsbeding onder last of de “Casman-clausule” in het leven geroepen.
Bij het eerste overlijden verkrijgt de langstlevende dan nog steeds alle goederen uit de huwgemeenschap, evenwel onder de last een som te betalen aan de nalatenschap gelijk aan de netto-helft van de huwgemeenschap. Aan deze last kan ook een rente worden gekoppeld. Vaak wordt bedongen dat deze last enkel moet worden betaald bij overlijden van de langstlevende of wanneer deze een nieuw huwelijk aangaat. In waarde verkrijgt de langstlevende niet meer dan de helft van de huwgemeenschap, zodat er geen sprake meer is van een belastbaar legaat. De schuldvordering valt in de nalatenschap van de overledene, waarvan de langstlevende het vruchtgebruik verkrijgt en de kinderen de blote eigendom. In tegenstelling tot een gewoon verblijvingsbeding vindt hier wél een spreiding van de erfbelasting plaats over de verschillende erfgenamen, wat de fiscale kost gevoelig doet zakken. Ook de kinderen zijn beter beschermd, aangezien de nalatenschap van de eerststervende bestaat uit een schuldvordering waar zij de blote eigendom van verkrijgen.
Bij het tweede overlijden bestaat de nalatenschap uit het vermogen van de langstlevende, verminderd met de schuldvordering (die een passiefbestanddeel uitmaakt van de nalatenschap). In principe wordt dus nog de helft van het vermogen belast.
Negatief onthaald door federale rulingcommissie en Vlabel
In 2013 werd het verblijvingsbeding onder last door de federale rulingcommissie echter aanzien als fiscaal misbruik. Ook Vlabel sprak zich begin 2015 negatief uit over het verblijvingsbeding onder last en meldde dat er bij de berekening van de erfbelasting geen rekening zal worden gehouden met de schuldvordering, aangezien deze pas ontstaat na het overlijden.
Nu wel aanvaardt door Vlabel, maar met een eigen interpretatie…
In een nieuw standpunt (nr. 16053 dd. 13.06.2016) komt Vlabel hierop terug en wordt het ontstaan van de schuldvordering op het ogenblik van overlijden van de eerststervende aanvaard. Wat betreft het eerste overlijden kan naar de bovenstaande uiteenzetting worden verwezen. Wel wordt er geen rekening gehouden met een eventuele rente. De schuldvordering wordt dus gewaardeerd op het nominale bedrag.
Bij het tweede overlijden wordt de schuldvordering evenwel niet aanvaard als passief van de nalatenschap. Men mag enkel de waarde van de schuldvordering die in hoofde van de afstammelingen werd belast bij het eerste overlijden, in mindering brengen van hun belastbaar aandeel in de tweede nalatenschap. Dit betekent dat enkel de waarde van de blote eigendom van de schuldvordering in mindering kan worden gebracht. Dit is uiteraard minder voordelig dan de volledig vordering in rekening te brengen in het passief van de nalatenschap.
Een oplossing kan geboden worden door de schuld door de langstlevende in extremis te laten aflossen, waardoor het actief van de nalatenschap van de langstlevende daalt en er minder erfbelasting verschuldigd is.
Altijd interessant?
Het is zeker niet wenselijk een verblijvingsbeding onder last in elke situatie toe te passen. Indien de huwgemeenschap bestaat uit de gezinswoning (welke is vrijgesteld van erfbelasting), zou deze worden omgezet in een belastbare vordering. Ook doet de roerende schuldvordering in hoofde van de erfgenamen de gesplitste taxatie tussen het roerende en onroerend vermogen teniet. Er dient dus steeds van geval tot geval te worden bekeken of een verblijvingsbeding onder last wel interessant is.
Door een wijziging aan te brengen aan uw huwelijkscontract kan u de optie toevoegen waarbij de langstlevende echtgenoot zich kan beroepen op een verblijvingsbeding onder last.
Inge Veldeman
Expert Estate Planning