Een beding van aanwas is een frequent gebruikte techniek bij het opzetten van een successieplanning, voornamelijk bij een regeling tussen partners. Het kan worden  omschreven als een overeenkomst tussen partijen die betrekking heeft op goederen die door deze partijen onder het beding van aanwas worden geplaatst. De overeenkomst bepaalt dat bij het overlijden van de eerste van de partijen, diens aandeel in de goederen zal ‘aanwassen’ bij de langstlevende. Het beding van aanwas is een zogenoemd ‘kanscontract’, waarbij elke partij een gelijke kans heeft om het deel van de andere te verwerven (door die te overleven).

Dergelijk beding van aanwas is vanuit fiscaal oogpunt interessant, gezien er geen schenk- of erfbelasting verschuldigd is wanneer de aanwas plaatsvindt. Indien het beding van aanwas betrekking heeft op een onroerend goed, zal er wel nog verkooprecht (in principe 10%) verschuldigd zijn op het aandeel dat aanwast.

Maar ook burgerrechtelijk heeft het beding van aanwas voordelen. Aangezien een beding van aanwas een contract ten bezwarende titel betreft, valt het goed dat aanwast niet in de nalatenschap van de eerststervende en is dit dus ook niet onderhevig aan de regels van inbreng en inkorting. Zo kunnen partners bepaalde goederen die zij in onverdeeldheid bezitten via het beding van aanwas naar zich toe trekken bij overlijden van de eerststervende, zonder dat de kinderen hier kunnen tegenin gaan of een deel kunnen opeisen. Dit kan vooral van belang zijn indien de relatie tussen de ouders en de (stief)kinderen verzuurd is.

Ook echtgenoten kunnen een beding van aanwas afsluiten, voor zover dit slaat op eigen goederen die de echtgenoten in onverdeeldheid bezitten (zie evenwel verder). Het kan geen betrekking hebben op goederen behorende tot de huwgemeenschap.

VOORBEELD
Twee echtgenoten, met elkaar gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen, bezitten samen alle 100 aandelen van een vennootschap (ieder 50 aandelen). Zij zijn beiden 52 jaar en kerngezond, zodat hun kans om elkaar te overleven ongeveer gelijk is.

De echtgenoten plaatsen de aandelen onder een beding van aanwas, door het afsluiten van een onderhandse overeenkomst. Bij het later overlijden van één van de partners wassen de 50 aandelen van de overledene aan bij de langstlevende, die daardoor de alle aandelen in volle eigendom bezit. Hierop is geen erfbelasting verschuldigd. Bovendien kunnen andere erfgenamen (bv. kinderen) hierop geen rechten laten gelden.

VOORWAARDEN
Opdat er geen erf- of schenkbelasting verschuldigd zou zijn, stelt VLABEL echter in haar standpunt nr. 17044 van 8 januari 2018 dat voldaan moet zijn aan volgende voorwaarden. Het beding van aanwas moet:

  • worden opgenomen in een notariële akte. Voor onroerende goederen betekent dit niets nieuws. Voor roerende goederen geldt deze voorwaarde pas vanaf 1 september 2018, m.n. op het ogenblik dat het nieuwe erfrecht in werking treedt.

Indien niet voldaan is aan deze voorwaarde, zal het beding van aanwas absoluut nietig zijn. Ter staving van deze absolute nietigheid verwijst VLABEL naar een arrest van het Hof van Cassatie waaruit “niet kan worden afgeleid dat verboden erfovereenkomsten slechts met relatieve nietigheid zou worden gesanctioneerd”. VLABEL gaat er dus van uit dat een beding van aanwas een erfovereenkomst is. Om aan deze absolute nietigheid een wettelijke basis te geven verwijst ze vervolgens naar het nieuwe artikel 1100/3 BW. Vanaf 1/9/2018 worden er immers strikte voorwaarden opgelegd aan bepaalde toegelaten erfovereenkomsten. Worden deze strikte voorwaarden (waaronder de opname in een notariële akte) niet nageleefd, dan is op basis van het nieuwe artikel 1100/3 BW de erfovereenkomst absoluut nietig.

Maar het is foutief om ervan uit te gaan dat ieder beding van aanwas een erfovereenkomst uitmaakt. Bij erfovereenkomsten (= overeenkomsten over toekomstige nalatenschappen) worden enkel louter eventuele rechten toegekend. Bij een beding van aanwas zijn de rechten die aan de partijen worden toegekend, actuele rechten, die een definitieve verbintenis inhouden, maar die slechts opeisbaar worden na het overlijden van een partij. Opdat een beding van aanwas niet kan kwalificeren als een erfovereenkomst is de correcte redactie van dergelijk beding van aanwas van groot belang.

Verder in haar standpunt stelt VLABEL evenwel zelf dat de strikte voorwaarden voor de opmaak van erfovereenkomsten enkel moeten voldaan zijn indien het beding van aanwas als een erfovereenkomst kwalificeert.

Betekent dit dat een notariële akte niet vereist zou zijn als het beding van aanwas geen erfovereenkomst uitmaakt? VLABEL lijkt deze voorwaarde evenwel op te leggen ongeacht de kwalificatie van de overeenkomst (beding van aanwas of erfovereenkomst)…

  • beperkt zijn, via een beschikking onder bijzondere titel. Het is volgens VLABEL aldus niet toegestaan om een algemeenheid van goederen op te nemen in het beding van aanwas, evenmin een evenredig deel van alle goederen die een partij zou nalaten, noch alle onroerende goederen, alle roerende goederen, of een evenredig deel van alle onroerende en/of onroerende goederen.

Het beding van aanwas moet m.a.w. steeds betrekking hebben op specifieke aandelen, een specifieke beleggingsportefeuille, een specifiek onroerend goed,… Deze voorwaarde brengt geen bijzonderheden met zich mee.

  • ten bewarende titel zijn. Dit betekent dat de kansen van de betrokken partijen om het aandeel van de andere partij in het goed te verwerven, evenwichtig moeten zijn. Een gelijkaardige levensverwachting (rekening houdende met sterftetabellen, de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitoefenen, etc…) en een gelijkwaardige inleg zijn vereist.

Volgens VLABEL is compensatie bij bv. ongelijkheid van levensverwachting niet mogelijk. Het wordt niet aanvaard om een verschil in levensverwachting van bv. 20 jaar te compenseren met een grotere inleg door de jongste van de partijen. Hier wijkt VLABEL af van de meerderheidsvisie in de rechtsleer die stelt dat een ongelijkheid in levensverwachting kan worden gecompenseerd  met een ongelijke inleg om zo tot een evenwichtig kanscontract te komen.

Tot slot dient de gelijkheid van de levensverwachting te worden beoordeeld op het moment dat het beding van aanwas wordt afgesloten, niet op het moment van realisatie van het beding van aanwas. Dit is logisch, op het moment dat het beding van aanwas uitwerking krijgt bij overlijden van een van de partijen is er uiteraard geen gelijkaardigheid van levensverwachting meer mogelijk. VLABEL had dit nochtans bij een eerste publicatie van dit standpunt anders gezien en stelde dat ook bij realisatie van het beding van aanwas de levensverwachting gelijkaardig diende te zijn. Gelukkig zag VLABEL haar fout snel in en werd het standpunt in alle stilte aangepast…

Verder stelt VLABEL dat zaakvervanging mogelijk is. Ook hier legt VLABEL evenwel bijkomende voorwaarden op:

  • de zaakvervanging dient uitdrukkelijk te worden voorzien in het beding van aanwas.
  • de zaakvervanging moet tevens bevestigd worden op het moment van de verwerving van een nieuw goed. Stel: een beding van aanwas met zaakvervanging wordt opgemaakt met betrekking tot een kunstcollectie. Deze collectie wordt verkocht en met de opbrengst worden effecten aangekocht. Opdat het beding van aanwas verder uitwerking zou hebben op de aangekochte effecten, dient op dat moment duidelijk te blijken dat de aankoop geschiedt met de opbrengst van de verkoop van de kunstcollectie. Dit kan bv. aan de hand van een uitdrukkelijke schriftelijke verklaring.

Het is ook opmerkelijk dat VLABEL oordeelt dat een beding van aanwas van niet-onverdeelde goederen theoretisch gezien niet mogelijk is. Enkel wanneer het een notarieel kanscontract betreft, waarbij zowel de levensverwachting als de inleg gelijk(w)aardig zijn, kan dezelfde fiscale regeling (geen schenk- of erfbelasting, verkooprecht bij onroerende goederen) worden gevolgd.

VLABEL haalt ook nog eens uitdrukkelijk aan dat zij bedingen van aanwas die opgemaakt zijn vanaf 1 juni 2012, zal aftoetsen aan de antimisbruikbepaling. Dit betekent dat er niet-fiscale motieven dienen voorhanden te zijn, die bovendien voldoende opwegen tegen de fiscale motieven. Gecombineerde constructies zoals bv. een uitbreng van goederen uit de huwgemeenschap gevolgd door een beding van aanwas worden hierbij uitdrukkelijk geviseerd.

KRITIEK
Er kunnen vraagtekens geplaatst worden bij het feit of VLABEL haar boekje niet te buiten gaat wat betreft de opgelegde voorwaarden met betrekking tot het beding van aanwas. Hierbij begeeft zij zich immers op burgerrechtelijk terrein, waar zij geen bevoegdheid heeft. Immers, zoals ze zelf al meermaals heeft gesteld, “is de fiscale administratie geen rechter over de burgerrechtelijke geldigheid van de aangeboden akten en geschriften” en “spreekt zij zich niet uit over de burgerrechtelijke aspecten van de verrichting. Haar beslissing heeft enkel betrekking op de fiscale gevolgen.”

Ook heerst er onduidelijkheid met betrekking tot de inwerkingtreding van dit standpunt. Enkel bij de bedingen van aanwas met betrekking tot roerende goederen wordt uitdrukkelijk verwezen naar 1 september 2018. Vanaf deze datum dienen deze bedingen in een notariële akte te worden opgenomen.

Gezien er verder niet wordt gesproken over een eventuele inwerkingtreding, lijkt het erop dat dit standpunt een retroactieve werking heeft. Dit komt uiteraard de rechtszekerheid niet ten goede. Zo zullen bedingen van aanwas waarbij werd overgegaan tot ongelijke inleg door de partijen, ter compensatie van de ongelijkheid in levensverwachting, volgens dit standpunt alsnog aan schenk- of erfbelasting worden onderworpen.

In het licht van dit standpunt raden wij u aan reeds opgemaakte bedingen van aanwas opnieuw te laten bekijken en u zorgvuldig te laten bijstaan indien u een planning wenst uit te werken met een beding van aanwas.

 

Inge Veldeman
Expert Estate Planning