De krijtlijnen van het zomerakkoord worden steeds duidelijker. Aangezien de meeste maatregelen ingaan vanaf 2018, rijst de vraag of er bepaalde zaken best nog dit jaar gebeuren.
Nog een kapitaalvermindering doorvoeren?
Op vandaag bent u bij een kapitaalvermindering geen roerende voorheffing verschuldigd, althans voor zover het gaat om de terugbetaling van werkelijk gestort kapitaal. Dat is al jaren de normale logica. Het gaat namelijk om een terugbetaling aan de aandeelhouder van vermogen die hij zelf heeft ingebracht. Deze logica wordt vanaf 2018 doorbroken. Een kapitaalvermindering zal voortaan pro rata worden aangerekend op enerzijds het gestort kapitaal (geen roerende voorheffing verschuldigd) en anderzijds op de belaste en vrijgestelde reserves (wel roerende voorheffing verschuldigd).
We illustreren dit met een voorbeeld: een vennootschap heeft een eigen vermogen van € 500.000, bestaande uit gestort kapitaal van € 200.000 en opgebouwde reserves van € 300.000. De vennootschap wenst over te gaan tot een kapitaalvermindering t.b.v. € 150.000. In 2017 kan deze kapitaalvermindering belastingvrij gebeuren. Vanaf 2018 zal de kapitaalvermindering echter pro rata worden aangerekend op het eigen vermogen. Op € 60.000 (€ 150.000 x (€ 200.000 / € 500.000)) zal er geen roerende voorheffing verschuldigd zijn. Op het overige deel van € 90.000 (€ 150.000 x (€ 300.000 / €500.000)) zal er 30% roerende voorheffing verschuldigd zijn of € 27.000.
Bepaalde reserves (liquidatiereserve, voorzieningen en onbeschikbare reserves) worden uit de pro rata aanrekening gehouden. Ook de kapitaalvermindering ingevolge de overgangsregeling voor liquidatieboni (interne liquidatie) blijft buiten schot. Het al dan niet overgaan tot een kapitaalvermindering dient u dus te bekijken in functie van de samenstelling van uw eigen vermogen.
De nieuwe wetgeving zou gelden voor kapitaalverminderingen waartoe de algemene vergadering (gehouden voor een notaris) besluit vanaf 1 januari 2018. Voert u nog in 2017 een kapitaalvermindering door, dan valt deze nog onder de huidige spelregels. Indien u een hoog gestort kapitaal heeft, loont het dan ook de moeite om na te gaan of het nuttig is om nog voor 1 januari 2018 een (belastingvrije) kapitaalvermindering door te voeren.
”Indien u een hoog gestort kapitaal heeft, onderzoek dan of het nuttig is om nog voor 1 januari 2018 over te gaan tot een (belastingvrije) kapitaalvermindering.”
Beschikt de vennootschap over onvoldoende liquide middelen om het bedrag van de kapitaalvermindering effectief terug te betalen, dan kan overwogen worden om de gelden op rekening-courant te plaatsen. Dit kan echter leiden tot discussie met de fiscale administratie, die dit mogelijks niet beschouwt als het gedrag van een goede huisvader.
Ook bij een kapitaalvermindering die plaatsvindt nadat u eigen aandelen heeft ingebracht in een holdingvennootschap, dient u extra voorzichtig te zijn. De administratie kan dit mogelijks aanzien als fiscaal misbruik, waarbij de kapitaalvermindering wordt geherkwalificeerd in een dividend. Het is belangrijk elke stap te onderbouwen met economisch sterke argumenten, bekeken vanuit het belang van de vennootschap.
Wenst de vennootschap nog dit jaar over te gaan tot een kapitaalvermindering, dan is het dus belangrijk dat deze vermindering gemotiveerd en onderbouwd wordt. Uiteraard kunnen wij u hierin bijstaan.
Verkopen van aandelen?
Indien uw vennootschap eigenaar is van aandelen, dan is de meerwaarde die zij hierop realiseert bij verkoop vrijgesteld indien aan volgende voorwaarden cumulatief is voldaan:
- Permanentievoorwaarde: de aandelen moeten minstens één jaar aangehouden worden
- Taxatievoorwaarde: de vennootschap wiens aandelen worden aangehouden, is onderworpen aan een belastingregime vergelijkbaar met de Belgische vennootschapsbelasting (niet gevestigd in een belastingparadijs).
Indien niet is voldaan aan de permanentievoorwaarde, dan wordt de meerwaarde belast aan een afzonderlijk belastingtarief van 25%.
Vanaf 2018 (aanslagjaar 2019) wordt hier een nieuwe voorwaarde aan toegevoegd, zijnde de participatievoorwaarde. Concreet moet de verkopende vennootschap een participatie van minstens 10% bezitten of de waarde ervan moet minstens € 2.500.000 bedragen.
Gelet deze nieuwe voorwaarde kan overwogen worden om, wanneer uw vennootschap aandelen bezit die niet voldoen aan de participatievoorwaarde (zoals bij de meeste beleggingen in aandelen), deze aandelen nog in 2017 te verkopen. Voor zover voldaan is aan de andere voorwaarden, zal op de gerealiseerde meerwaarde geen vennootschapsbelasting verschuldigd zijn. Uiteraard is dit pas nuttig als er ook effectief een meerwaarde is.
“Indien uw KMO-vennootschap belegt in aandelen kan u overwegen om deze nog in 2017 te verkopen.”
Na de verkoop kan u overwegen om terug te beleggen in aandelen. Een verkoop en aankoop brengt evenwel beurstaks (0,27% met een maximum van € 800 per transactie) en makelaarsloon met zich mee, maar dit zal veelal niet opwegen tegen de belastingvrije meerwaarde.
Indien niet voldaan is aan één van de voorwaarden, dan is de meerwaarde op aandelen vanaf 2018 onderworpen aan de vennootschapsbelasting.
Storten van een backservice in uw individuele pensioentoezegging?
De tarieven in de vennootschapsbelasting zullen de komende jaren dalen:
In de veronderstelling dat uw vennootschap in aanmerking komt voor het verlaagd tarief, levert het storten van een premie in uw individuele pensioentoezegging op vandaag een belastingvoordeel op van minstens 24,98%. In 2018 zal dit voordelen dalen tot 20%.
Gelet op deze tariefdaling zou u kunnen overwegen om nog 2017 in een backservice te storten in de individuele pensioentoezegging, voor zover uw vennootschap voldoende liquide middelen en belastbare winst heeft. Dit levert, in vergelijking met een storting volgend jaar, een grotere belastingbesparing op, gezien de belastingtarieven in 2017 hoger liggen.
“Als uw vennootschap voldoende liquide middelen en belastbare winst heeft, dan kan het nuttig zijn om nog een om een backservice te storten in de individuele pensioentoezegging.”
We illustreren dit met een voorbeeld: Een vennootschap kan voor haar zaakvoerder nog een backservice-premie storten van € 50.000. Het belastingvoordeel dat aan deze storting is gekoppeld, ziet er als volgt uit:
In dit voorbeeld levert het storten van een backservice-premie in 2017 dus een besparing op van minimum € 2.290 en maximum € 7.565 t.o.v. een storting in 2018.
De regering heeft eveneens beslist om de Wijninckxbijdrage op te trekken van 1,5% naar 3%. Dit betreft een bijdrage die wordt geheven op premies hoger dan € 31.836. Als dit reeds in 2018 in werking zou treden, dan zou reeds het storten van een premie van € 50.000 in 2017 onderhevig zijn aan deze hogere bijdrage.
De regering heeft tenslotte aangekondigd dat de 80%-grens in de toekomst strenger zal worden gecontroleerd. Het verhogen van de bezoldiging of het storten van ultieme backservice-premies naar het einde van de loopbaan toe, zijn dus niet aangeraden. Of het aangewezen is om een backservice-premie te storten dient dan ook case-by-case te worden bekeken.
Investeren in 2017 of 2018?
Op vandaag bedraagt de investeringsaftrek voor KMO’s 8%. Voor investeringen gedaan tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019, in de loop van een belastbaar tijdperk dat aan een van de aanslagjaren 2019 en 2020 is verbonden, stijgt deze naar 20%. Dit betekent dat als u bijvoorbeeld een nieuwe machine aankoopt van € 100.000, een extra bedrag van € 20.000 mag aftrekken van uw belastbare winst, bovenop de reguliere afschrijvingen.
Om te kunnen genieten van deze investeringsaftrek moet onder andere aan volgende voorwaarden worden voldaan:
- Het moet gaan om investeringen in afschrijfbare activa, die over minstens 3 jaar worden afgeschreven
- De investeringen moeten rechtstreeks verband houden met de economische activiteit (bv. aankoop appartement als belegging is uitgesloten)
- Ook personenwagens zijn uitgesloten
- Er is geen cumul mogelijk met de notionele intrestaftrek.
De vraag stelt zich of een geplande investering best nog in 2017 doorgaat, dan wel best uitgesteld wordt tot 2018, rekening houdend met de verlaging van het tarief in de vennootschapsbelasting.
“Onderzoek of bepaalde investeringen best nog in 2017 gebeuren, dan wel best worden uitgesteld.”
We illustreren dit met een voorbeeld: Bvba ABC, een KMO-vennootschap actief in de landbouwsector, wenst een machine aan te kopen van € 50.000 (lineair afschrijfbaar op 5 jaar), evenals een nieuwe loods van € 500.000 (lineair afschrijfbaar op 20 jaar). We veronderstellen dat de vennootschap in aanmerking komt voor de verlaagde tarieven en een winst voor belasting heeft van € 80.000. Voor de eenvoud van het voorbeeld wordt de aanvullende crisisbijdrage buiten beschouwing gelaten.
Uit dit voorbeeld blijkt dat de machine best nog in 2017 aangekocht wordt, maar dat de aankoop van de loods best tot 2018 wordt uitgesteld (voor zover hiermee kan geschoven worden uiteraard). Dit is echter geen zwart-witverhaal. Of een investering best in 2017, dan wel in 2018 gebeurt, hangt af van verschillende factoren:
- Het al dan niet degressief kunnen afschrijven
- Het toepasselijk belastingtarief, zowel nu als in 2018
- De afschrijvingstermijn.
Het is dan ook aan te raden om een berekening te maken in functie van uw concrete situatie.
Liesje Vanneste
Expert Tax Planning