Enkele maanden terug heeft minister van Justitie Koen Geens aangekondigd om werk te maken van een grondige hervorming van het vennootschapsrecht. Hoewel er nog geen wetsvoorstel werd ingediend raken de details van de wijzigingen stilaan bekend. En die blijken vrij ingrijpend te zijn.
Wat eerst en vooral in het oog springt is de drastische inperking van het aantal vennootschapsvormen. Er zouden nog 4 basisvormen behouden blijven: de maatschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijk (BVBA), de naamloze vennootschap (NV) en de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijk (CVBA).
Minder populaire rechtsvormen zoals een Vennootschap onder Firma (V.O.F.) of een commanditaire vennootschap op aandelen (Comm.VA) zouden bijgevolg uit het straatbeeld verdwijnen, al zullen zij wel in een andere hoedanigheid kunnen blijven voortbestaan. Zo zal het bijvoorbeeld mogelijk zijn om aan een maatschap rechtspersoonlijkheid te geven en stille en beherende vennoten aan te wijzen. Op die manier kan men toch nog een vennootschapsvorm bekomen die sterk gelijkaardig is aan de huidige V.O.F. of Comm.V (gewone commanditaire vennootschap).
Opvallend is ook dat het aloude onderscheid tussen burgerlijke en handelsvennootschappen zou verdwijnen. Dit heeft onder meer tot gevolg dat de faillissementswetgeving ook op vrije beroepers, zoals bijvoorbeeld artsen, van toepassing zal zijn.
De NV: de ‘high level’-vennootschap
De NV krijgt in de voorstellen een bijzondere rol, vermits zij exclusief wordt voorbehouden voor de grootste vennootschappen. En de criteria om tot die categorie te behoren liggen vrij hoog. Om in de toekomst een NV te kunnen zijn, zullen minstens twee van volgende grenzen overschreden moeten worden: een gemiddeld personeelsbestand van 250 werknemers, een balanstotaal van 43 miljoen euro en een netto jaaromzet van 50 miljoen euro.
De impact hiervan valt niet te onderschatten. Vele familiale ondernemingen zijn immers van oudsher gestructureerd onder de vorm van een NV, terwijl zij de nieuwe criteria niet overschrijden. Al deze vennootschappen zouden verplicht worden om een andere rechtsvorm aan te nemen.
De CVBA: back to the roots
Heden ten dage wordt een CVBA frequent aangewend door vrije beroepers die zich wensen te associëren. De soepele in- en uittredingsmogelijkheden die de CVBA kenmerkt vormen daarbij een belangrijke troef. Zo is het voor een vennoot bijvoorbeeld mogelijk om uit een CVBA te treden zonder zijn aandelen aan de medevennoten te moeten overdragen, doch rechtstreeks vanuit de vennootschap een zgn. ‘scheidingsaandeel’ te ontvangen.
In de voorstellen zou het voor associaties van vrije beroepers (de zgn. ‘valse’ coöperatieven) echter niet meer mogelijk worden om te opteren voor een CVBA. Zij zullen in de richting van een BVBA worden geduwd, waar het mogelijk wordt om de flexibele in- en uittredingsmogelijkheden in de statuten op te nemen. Op die manier kunnen de voordelen van een CVBA behouden blijven.
Enkel ‘echte’ coöperatieven, zoals bijvoorbeeld landbouwers die voor bepaalde zaken gaan samenwerken, zullen nog de vorm van een CVBA kunnen aannemen. Zij zullen erkend moeten worden door de Nationale Raad voor de Coöperatie.
De BVBA: de spilvennootschap met een waaier aan mogelijkheden
De BVBA zal meer dan ooit dé centrale vennootschapsvorm worden, die voor de overgrote meerderheid van de ondernemingen de meest aangewezen rechtsvorm zal zijn. Wel worden heel wat nieuwe varianten mogelijk, zodat de opmaak van de statuten een grondige denkoefening zal vragen.
Opmerkelijk is dat er bij de oprichting niet langer een minimumkapitaal geplaatst en volstort moet worden. Het zou dan ook mogelijk worden om een BVBA met slechts € 1 op te richten.
Zo mogelijk nog ingrijpender is de volledige afschaffing van het concept ‘kapitaal’, waardoor begrippen als ‘uitgiftepremie’ en ‘wettelijke reserve’ zullen verdwijnen. Ook zal er niet langer gesproken worden van een ‘kapitaalverhoging’, maar wel van een ‘bijkomende inbreng’, zonder dat dit gepaard hoeft te gaan met een statutenwijziging.
Uit de afschaffing van het kapitaalbegrip volgt dat aandeelhoudersrechten losgekoppeld kunnen worden van de gedane inbreng. Zo zal het mogelijk worden dat twee aandeelhouders een gelijk bedrag inbrengen in een BVBA, maar dat de ene aandeelhouder meer stemrecht heeft, terwijl de andere dan weer een groter deel van de dividenden ontvangt. In het kader van familiale overnames biedt dit alvast interessante mogelijkheden.
Voorts zouden winstuitkeringen (dividenden) aan een ‘dubbele uitkeringstest’ worden onderworpen. Deze test houdt vooreerst in dat de algemene vergadering niet zal kunnen beslissen om een dividend uit te keren wanneer het eigen vermogen van de vennootschap negatief is of door de uitkering negatief zou worden. Dit is niets nieuws, maar daar zou nu een ‘liquiditeitstest’ aan toegevoegd worden, die onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan valt. Wanneer de algemene vergadering beslist om een dividend uit te keren, dan moet het bestuursorgaan nagaan of de betaling van de openstaande schulden hierdoor in het gedrang kan komen. Is dit het geval, dan kan (en moet) het bestuursorgaan de dividenduitkering blokkeren. Vooral in grotere ondernemingen, waar de bestuurders en de aandeelhouders niet dezelfde personen zijn, wordt dit een belangrijke bepaling.
Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen op vrij korte termijn in het parlement worden ingediend. Ongetwijfeld zal er tijdens de parlementaire procedure nog aan gesleuteld worden, maar het staat vast dat de wijzigingen zeer ingrijpend zullen zijn. Voor heel wat familiale KMO’s zal het nieuwe vennootschapsrecht ook nieuwe mogelijkheden openen, zoals het loskoppelen van het stem- en dividendrecht van de gedane inbreng. Dit vereist echter een grondig overleg, waar Lemon Consult u met kennis van zaken kan bijstaan.