Het vermogen dat u tijdens uw leven opbouwt, zal bij uw overlijden toekomen aan uw erfgenamen. Zij kunnen over dit vermogen in principe vrij beschikken: goederen kunnen bijvoorbeeld worden verkocht, weggeschonken of gewoon worden opgeleefd.

Het is evenwel niet ondenkbaar dat u enkele beperkingen wenst op te leggen aan deze beschikkingsvrijheid. Zo is het mogelijks niet de bedoeling dat uw erfgenamen onbezonnen met dit vermogen kunnen omspringen. Of u wil de latere bestemming van dit vermogen vastleggen door bijvoorbeeld de schoonfamilie uit te sluiten of een tweede erfgenaam aan te duiden indien de oorspronkelijke erfgenaam komt te overlijden.

Een testament is een geschikt instrument om uw vermogen in de juiste richting te sturen, zelfs tot na uw overlijden. Volgende clausules kunnen daarbij nuttig zijn.

1/ Bewindsclausule
Indien u vreest dat uw erfgenaam de maturiteit mist om op doordachte wijze met het geërfde vermogen om te gaan, kan u het beheer via testament overdragen aan een derde persoon tot wanneer uw erfgenaam een bepaalde leeftijd heeft bereikt.

Bij meerderjarige erfgenamen levert deze clausule doorgaans weinig problemen op, zolang de bewindsregeling beperkt is in de tijd (bv. tot de leeftijd van 35 jaar wordt bereikt) en een rechtmatig doel heeft (de bescherming van de erfgenaam tegen jeugdige onbezonnenheid). Deze clausule wordt aanzien als een last van het legaat.

Bij minderjarigen wordt het beheer door de ouders uitgeoefend. In bepaalde gevallen is het evenwel de wens van de erflater dat het beheer aan  een derde persoon wordt toevertrouwd. Denken we maar aan gescheiden koppels die niet wensen dat de ex-partner het beheer waarneemt over de goederen die het minderjarige kind heeft geërfd. Bepaalde rechtsleer achten een bewindsregeling bij minderjarigen evenwel niet mogelijk aangezien dit tot het ouderlijk gezag behoort, en dus van openbare orde is. Bijgevolg zou het niet mogelijk zijn ervan af te wijken door testament. In iedere specifieke situatie dient te worden nagegaan wat eventueel de alternatieve opties zijn.

2/ Het restlegaat
Via een restlegaat is het mogelijk om (een bepaald deel van) uw vermogen te legateren aan een eerste legataris (de eerste begunstigde). Bij diens later overlijden zal het resterende gedeelte van uw vermogen dat nog niet werd opgeleefd, dan toekomen aan een tweede legataris (de tweede begunstigde).

Het is van belang om in uw testament duidelijk te omschrijven wat de rechten en de plichten zijn van de eerste begunstigde. Zo voorziet u best of de eerste begunstigde al dan niet de gelegateerde goederen kan wegschenken/legateren of dat dit slechts toegestaan is aan bepaalde personen (bv. enkel aan de tweede begunstigde). Aan de eerste begunstigde kan evenwel geen bewaarplicht worden opgelicht. Hij kan dus de gelegateerde goederen wel verkopen.

Aan de hand van het restlegaat is het mogelijk om goederen in de eigen familie te behouden, wat vaak de wens is bij kinderloze echtparen. Zo kan u bepalen dat uw vermogen vooreerst toekomt aan uw echtgenoot en bij diens overlijden terugkeert naar bijvoorbeeld uw broers en zussen.

Ook indien u een kind met een mentale beperking heeft, kan het restlegaat zijn nut bewijzen. Het kind bevindt zich immers niet in de mogelijkheid om zelf een testament op te maken. De goederen die dit kind van u erft, maar die hij bij zijn overlijden nog niet heeft ‘verteerd’ (opgeleefd), komen dan toe aan bijvoorbeeld zijn broers en zussen. Hierop zullen tevens de (lagere) successietarieven in de rechte lijn van toepassing zijn en niet de tarieven tussen broers en zussen.

3/ Uitsluitingsclausule
Op basis van een uitsluitingsclausule is het voor uw erfgenaam niet mogelijk om de gelegateerde goederen in te brengen in een huwgemeenschap of in onverdeeldheid. Deze goederen zullen dus steeds tot het eigen vermogen van uw erfgenaam behoren.

4/ Uitsluiting omzetting vruchtgebruik
De langstlevende echtgenoot erft in principe het vruchtgebruik over de nalatenschap van de vooroverleden echtgenoot. De kinderenerven dan de blote eigendom. De wet voorziet evenwel in de mogelijkheid om een einde te maken aan deze opsplitsing. Zowel op verzoek van de langstlevende echtgenoot als van de blote eigenaars kan het vruchtgebruik worden omgezet in volle eigendom, een geldsom of een gewaarborgde en geïndexeerde lijfrente.

In de praktijk betekent dit dat de langstlevende geconfronteerd kan worden met de vraag van de kinderen om hun blote eigendom ‘af te kopen’

Het komt echter vaak voor dat de erflater dit omzettingsrecht van de kinderen wenst uit te sluiten om zo de maximale controle bij de langstlevende als vruchtgebruiker te houden.

Dit kan via testament ten aanzien van de gemeenschappelijke kinderen, maar niet aan de stiefkinderen van de langstlevende echtgenoot (= kinderen van de vooroverleden echtgenoot uit een vorige relatie) ten belope van hun reserve.

In plaats van het uit te sluiten kan het omzettingsrecht ook beperkt worden door bijvoorbeeld een termijn op te leggen waarbinnen de omzetting moet worden gevraagd of door een beperking op te leggen wat de manier van omzetten betreft (volle eigendom, geldsom of lijfrente).

Bovenstaand overzicht is een kleine greep uit mogelijke clausules die u kan opnemen in een testament met het oog op enig controlebehoud. Al naargelang uw specifieke situatie zijn er uiteraard ook andere clausules mogelijk. Ook kan u op vandaag reeds via schenking een deel van uw vermogen overmaken aan de gewenste personen en hier eveneens bepaalde lasten, voorwaarden of modaliteiten aan koppelen die een zekere controle na de schenking mogelijk maken. Neem vrijblijvend contact met ons op indien u deze verschillende opties verder wenst te bespreken.

Inge Veldeman
Expert Estate Planning