Wat betekent de pensioenhervorming voor u?

Vorige zomer werd reeds een akkoord bereikt over een aantal pensioenmaatregelen. Nu heeft de federale regering een nieuw pensioenakkoord bereikt dat onder meer een aantal van de maatregelen uit het vorig akkoord bijstuurt. Hieronder leest u de krijtlijnen van wat er werd beslist.

Wie langer werkt, wordt beloond

De wettelijke pensioenleeftijd bedraagt momenteel 65 jaar en wordt opgetrokken naar 66 jaar vanaf 2025 en naar 67 jaar vanaf 2030. Indien u aan bepaalde leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voldoet kan er evenwel aanspraak gemaakt worden op een vervroegd wettelijk pensioen. Vervroegd pensioen is mogelijk vanaf uw 63ste na een carrière van 42 jaar, vanaf 61 jaar na een loopbaan van 43 jaar of op 60 jaar na een loopbaan van 44 jaar.

Wie er voor kiest om niet te stoppen met werken op zijn vervroegde pensioenleeftijd maar verder blijft werken zal voortaan extra beloond worden. Er is sowieso een hoger pensioen voor wie langer werkt, maar daar bovenop komt vanaf 2024 een pensioenbonus. Het bedrag van de pensioenbonus loopt progressief op naargelang de periode die u langer werkt. Wie bijvoorbeeld 3 jaar langer werkt zou een pensioenbonus van netto € 22.645 ontvangen. U zal kunnen kiezen om dit bedrag in één keer te laten uitbetalen ofwel periodiek in de vorm van een rente.

Wie blijft werken tot aan zijn wettelijke pensioenleeftijd ziet bovendien zijn aanvullende pensioenkapitalen in de 2de pensioenpijler bij uitkering gunstiger belast worden. Dit geldt onder meer voor groepsverzekeringen, individuele pensioentoezeggingen en vrij aanvullende pensioenen voor zelfstandigen.

Tegenover deze voordelen staat wel dat u de pensioeninkomsten die u anders tussen uw vervroegde pensioenleeftijd en uw wettelijke pensioenleeftijd zou ontvangen misloopt.

De voor- en nadelen moeten aldus in iedere specifieke situatie tegen elkaar afgewogen worden. Het is dan ook meer dan ooit aangewezen om tijdig stil te staan bij uw pensioenplanning.

Tewerkstellingsvoorwaarde voor toegang tot het minimumpensioen

In een eerdere pensioenhervorming besliste de regering om het minimumpensioen tegen 1 januari 2024 te laten evolueren richting € 1.500 netto per maand voor een werknemer of zelfstandige die een volledige loopbaan (= 45 loopbaanjaren) gepresteerd heeft. Ingevolge indexeringen en welvaartsaanpassingen is dit vooropgestelde pensioenbedrag intussen reeds bereikt.

Let wel, voor wie geen volledige loopbaan gepresteerd heeft, wordt voormeld pensioenbedrag geproratiseerd. Wie bijvoorbeeld 42 jaar gewerkt heeft, zal recht hebben op een minimumpensioen van € 1.400 per maand (= € 1.500 x (42/45)).

Om aanspraak te maken op dit minimumpensioen moet u momenteel een loopbaan als werknemer of zelfstandige kunnen aantonen van ten minste 30 jaar. Voor deze grens tellen zowel werkelijk gewerkte dagen alsook gelijkgestelde periodes (zoals ziekte, werkloosheid of gemotiveerd tijdskrediet) mee. Hierdoor heeft bijvoorbeeld iemand die 10 jaar effectief gewerkt heeft en 20 jaar werkloos was recht op het minimumpensioen, terwijl iemand die 29 jaar effectief gewerkt heeft er niet voor in aanmerking komt. Om dergelijke discrepanties in te perken heeft de regering nu beslist om een tewerkstellingsvoorwaarde in te voeren om het recht op het minimumpensioen te openen.

Voortaan dient u ten minste 5.000 dagen gewerkt te hebben, hetgeen overeenstemt 250 gewerkte dagen gedurende een periode van 20 jaar. Voor de berekening van deze tewerkstellingsvoorwaarde worden periodes van preventieve werkverwijdering, omgezette moederschapsrust, vaderschapsverlof, adoptieverlof, pleegouderverlof, thematisch verlof, tijdelijke werkloosheid en tijdskrediet voor de zorg voor een stervende en voor een kind met een handicap worden gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen. Periodes van “gewone” werkloosheid worden dus niet mee in rekening gebracht.

De nieuwe tewerkstellingsvoorwaarde zal van toepassing zijn vanaf 1 januari 2024, maar er is een ruime overgangsperiode voorzien.

Verhoging bijdrage hoge aanvullende pensioenkapitalen

Wie hoge aanvullende pensioenkapitalen in de 2de pijler opbouwt is naast de reguliere heffingen op de gestorte premies ook een bijzondere heffing verschuldigd, de zogenaamde Wijninckx-bijdrage.

De Wijninckx-bijdrage is verschuldigd als de som van het wettelijk pensioen en het aanvullend pensioenkapitaal in de 2de pijler, uitgedrukt in een rente, hoger is dan het maximale ambtenarenpensioen. Of deze grens overschreden is wordt jaarlijks berekend door Sigedis, de dienstverlener die mypension.be beheert. Deze geeft aan de werkgever of inrichter door of en hoeveel de bijdrage bedraagt. De Wijninckx-bijdrage is volledig ten laste van de werkgever of inrichter, niet van de werknemer of bedrijfsleider zelf.

Het tarief van de Wijninckx-bijdrage bedraagt momenteel 3 % en zal ingevolge het pensioenakkoord in 2028 stijgen naar 6%.

Dit artikel is gebaseerd op de informatie die via de verschillende mediakanalen bekend gemaakt werd. Het akkoord van het kernkabinet dient nu omgezet te worden in wetgeving waardoor nog niet alle details van de pensioenhervorming bekend zijn.

Steve Bossuyt
Expert fiscale en familiale planning

Een vraag over dit artikel? Stel ze hier aan de auteur.