Het erfrecht is een historisch gegroeid compromis tussen de belangen van de verschillende erfgenamen.

Indien u hier niet van afwijkt, voorziet de wet dat de langstlevende echtgenoot vruchtgebruik’ erft en de andere erfgenamen eigendomsrechten (de ‘blote eigendom’). U kan ook testamentair vruchtgebruik toekennen, bv. aan uw samenwonende partner.

In principe worden de erfgenamen ‘volle’ eigenaar bij het einde van het vruchtgebruik (doorgaans het overlijden van de vruchtgebruiker).

De wet voorziet echter dat elke blote eigenaar alsook de vruchtgebruiker vroeger kunnen eisen ‘om hun deel uitbetaald te krijgen. Dat recht op omzetting kan de gewenste regeling aardig in de war sturen. Hou hiermee rekening!

Wie erft vruchtgebruik en blote eigendom?

Volgens het wettelijk erfrecht erven de volgende personen vruchtgebruik op de goederen van de nalatenschap:

  • Gehuwde partners → op alle goederen van de nalatenschap
  • Wettelijk samenwonende partners → op de gezinswoning met de inboedel
  • Alle andere partners → geen erfrecht, dus ook geen vruchtgebruik

De rest van de nalatenschap komt toe aan de wettelijke erfgenamen.

Wat is blote eigendom en vruchtgebruik?

De blote eigenaar bezit de eigendomsrechten van de betrokken goederen, maar moet het genot en gebruik ervan aan de vruchtgebruiker laten.

De langstlevende heeft het levenslange genot over de in vruchtgebruik verkregen goederen, wat inhoudt:

  • voor onroerende goederen → huurinkomsten of eigen gebruik
  • voor liquide middelen → intresten
  • voor effecten → dividenden
  • voor aandelen van vennootschappen → dividenden en stemrecht
  • voor andere roerende goederen (bv. schilderij, meubelen, auto, …) → het gebruik

Omzetting: een uitweg uit de gedwongen verhouding.

Het mag door de wetgever dan wel als een evenwichtig uitgangspunt beschouwd worden, toch is voormelde situatie van vruchtgebruik/blote eigendom niet altijd door iedere erfgenaam gewenst.

De blote eigenaars moeten wachten om over de volle eigendom te beschikken tot het vruchtgebruik eindigt. Ondertussen dienen zij de erfbelasting te betalen, grove herstellingen te financieren, enzovoort.

De vruchtgebruik geniet van een beperkte (al dan niet periodieke) instroom van gelden. Dit kan als ontoereikend ervaren worden, bijvoorbeeld met oog op gewenste investeringen zoals de aankoop van een nieuwe auto, serviceflat, enzovoort.

Het kan ook zijn dat de verstandhouding tussen beide partijen na verloop van tijd zoek is of dat een van hen liever zijn/haar eigen weg wil inslaan. Deze situatie kan (op termijn) voor zowel blote eigenaar als vruchtgebruiker niet (meer) gewenst zijn.

Er zijn 2 uitwegen:

1) U komt allen overeen omtrent een overname, verdeling of verkoop van de goederen, waarna de regeling geformaliseerd wordt. De waardering van vruchtgebruik en blote eigendom wordt onderling vrij overeengekomen.

2) Indien niet iedereen met alle modaliteiten akkoord gaat, kan iedere partij de ‘omzetting’ voor de rechtbank eisen.

Geen akkoord, de rechter beslist voor u.

De rechter beslist hoe de omzetting gebeurt en kan kiezen voor een toebedeling aan de vruchtgebruiker van:

  • volle eigendomsrechten
  • een geldsom
  • een geïndexeerde rente

De rechter maakt de belangenafweging. Hierbij primeert noch het belang van de vruchtgebruiker noch van de blote eigenaar.

Eens een gerechtelijke procedure tot omzetting wordt ingezet, is het resultaat dus voor alle partijen onzeker. U kan tijdens de procedure uiteraard nog steeds tot een akkoord komen en de procedure stopzetten.

Ook voor de gezinswoning?

De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende partner kan de omzetting met betrekking tot de gezinswoning echter op eigen houtje tegenhouden. De langstlevende kan dus niet ‘uit het huis gezet worden’. Er is dus een vetorecht. Dit geldt ook in de verhouding plusouder en -kind.

Let op, in volgende gevallen heeft u géén vetorecht:

  • de vruchtgebruiker van de ‘gezinswoning’ was slechts feitelijk samenwonend met de overledene, of zelfs helemaal niet.
  • de gezinswoning is eigendom van een patrimoniumvennootschap. Het vruchtgebruik geldt dan immers over aandelen, niet over de woning.

Let op voor vervelende gevolgen!

Omzetting vragen komt veelal neer op een verzoek van een van de erfgenamen om uitbetaald te worden.

Dit kan vervelende gevolgen hebben, bijvoorbeeld:

  • een groot deel van uw vermogen werd in uw onderneming geïnvesteerd. Deze onderneming wordt na uw overlijden door de langstlevende (en mogelijks andere erfgenamen) verdergezet. Bij een vraag tot uitbetaling is de kans reëel dat de gevraagde geldsom niet van vandaag op morgen vrijgemaakt kan worden. Indien deze uit de vennootschap gehaald moet worden, zal dit de cashpositie van uw onderneming negatief beïnvloeden, met alle gevolgen van dien.
  • u heeft voornamelijk een onroerend patrimonium De huurinkomsten dienen als aanvulling bovenop uw pensioengeld. De langstlevende, als vruchtgebruiker, kan deze huurinkomsten voort genieten om de levensstandaard te financieren. Bij een vraag tot uitbetaling, is het mogelijk dat er opbrengsteigendommen verkocht moeten worden. Dit zal op zijn beurt resulteren in minder huurinkomsten voor de langstlevende, wat de financiering van de levensstandaard in gevaar kan brengen.
  • u hebt een nieuw samengesteld gezin. Een gewenste regeling waarbij uw eigen kinderen de eigendomsrechten krijgen en de nieuwe partner het levenslang vruchtgebruik, kan aardig in de war gestuurd worden door een eis tot omzetting. Normaliter dooft het vruchtgebruik bij het overlijden van de langstlevende uit en worden de kinderen op dat moment volle eigenaar van het volledige geërfde vermogen. Vraagt de langstlevende of een van de kinderen de omzetting, dan zal de langstlevende vermogen in volle eigendom toebedeeld krijgen. Concreet vermindert hierdoor de erfenis die uw kinderen finaal in volle eigendom zullen overhouden. Het vermogen dat de langstlevende ingevolge de omzetting toebedeeld wordt, zal bij diens overlijden in principe niet meer bij uw kinderen, maar bij zijn of haar erfenamen terechtkomen. Zo kunnen de eigen kinderen na uw overlijden alsnog benadeeld worden, ten voordele van uw pluskinderen.

Hoe kan u dit verhinderen of bijsturen?

Het recht tot omzetting kan dus een vervelende zaak zijn, voor zowel vruchtgebruiker als blote eigenaar. Het is een ‘zwaard van Damocles’ dat voor onrust binnen de familie kan zorgen. De relaties kunnen onder druk komen te staan.

U kan met uw testament of in het huwelijkscontract het recht tot omzetting ontnemen of bijsturen naar wens. Zo kan u bijvoorbeeld voorzien dat:

  • vruchtgebruiker en alle blote eigenaars altijd samen akkoord moeten gaan.
  • uw kinderen het recht ontnomen wordt totdat zij een bepaalde leeftijd bereikt hebben, bv. 25 jaar.
  • de langstlevende een tijdelijk recht gegeven wordt om de omzetting te weigeren, bv. tot aan 85 jaar, of zolang deze niet handelingsonbekwaam verklaard werd.
  • een eis tot omzetting slechts kan voor bepaalde goederen. Voor de andere goederen is dan het akkoord van de langstlevende en/of de blote eigenaars vereist.

Ook in nieuw samengestelde gezinnen?

Het ontnemen of bijsturen van het omzettingsrecht zal evenwel enkel mogelijk zijn voor de blote eigendom die zal toekomen aan uw gemeenschappelijke kinderen.

De wetgever heeft uitdrukkelijk bepaald dat zowel het pluskind als de plusouder de omzetting van het vruchtgebruik steeds kunnen eisen. Zij moeten altijd uit elkaar kunnen gaan, zodat de omzetting (behoudens voor de gezinswoning) niet uitgesloten kan worden.

Hoe wordt het vruchtgebruik bij zo’n omzetting gewaardeerd?

De waarde van het vruchtgebruik wordt bepaald in functie van de leeftijd van de vruchtgebruiker. Hoe ouder de vruchtgebruiker, hoe lager de waarde van het vruchtgebruik bijgevolg zal zijn.

Er bestaat een verschil tussen de waardering ingevolge gerechtelijke omzetting en de fiscale waardering met oog op de berekening van de erfbelasting, in principe ten nadele van de langstlevende.

Een concreet voorbeeld ter illustratie:

Waardering vruchtgebruik   Jan  (47 jaar) Mieke (60 jaar)
Fiscaal 56% 38%
Burgerrechtelijk 40,07% 31,10%

x

Indien Mieke eerst komt te overlijden, zal Jan erfbelasting betalen op 56% van de waarde van de nalatenschap. Vragen de kinderen of Jan later de omzetting, dan zal Jan maar 40,07% van het vermogen (bij verdeling) toebedeeld krijgen. In ons voorbeeld een verschil in waardering van 15,93%.

Bij nieuw samengestelde gezinnen kan het verschil nog hoger oplopen. De wet voorziet immers dat de vruchtgebruiker minimum 20 jaar ouder wordt geacht dan het oudste (niet gemeenschappelijk) kind. Stel dat het oudste kind van Mieke 39 jaar oud is, dan moet voor Jan het omzettingspercentage een 59-jarige gehanteerd worden, wat neerkomt op een toebedeling aan Jan van slechts 29,30% van het vermogen. Daarentegen heeft Jan erfbelasting betaald op 56% van de waarde van de nalatenschap. Het verschil loopt zo op tot maar liefst -26,70%!

Hou hiermee rekening. Eventueel kan u per testament zelf instructies opleggen omtrent de waardering van vruchtgebruik en blote eigendom in geval van omzetting.

Denk na over de concrete verdeling van uw nalatenschap en de impact van een mogelijke omzetting

Sta stil bij de verdeling van uw nalatenschap. Hou hierbij rekening met de gevolgen van een vraag tot omzetting en overweeg of er bijsturing nodig is. Een correcte redactie van uw testament of huwelijkscontract is hierbij van belang.

Tom Huyghebaert