Goed nieuws voor echtgenoten die gehuwd zijn onder een stelsel van scheiding van goederen. Indien zij elkaar maximaal wensen te beschermen indien één van hen komt te overlijden, kunnen zij, door het opnemen van een verblijvingsbeding in hun huwelijkscontract, onverdeelde (roerende) goederen voortaan onbelast aan elkaar laten toekomen. Dit werd in een recente ruling door de Vlaamse belastingdienst bevestigd.
Sinds de inwerkingtreding van het nieuw huwelijksvermogensrecht op 1 september 2018 kunnen ook echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen een verblijvingsbeding (of soms beter gekend als het ‘langst-leeft-al-heeft-beding’) opnemen in hun huwelijkscontract. Dit heeft tot gevolg dat bij het overlijden van één van hen, de tussen hen bestaande onverdeeldheid volledig en exclusief aan de langstlevende toekomt. Vóór 1 september 2018 kon een verblijvingsbeding enkel betrekking hebben op gemeenschappelijke goederen.
Welnu, uit een recente ruling van Vlabel (VB 19053 van 21 oktober 2019) blijkt dat de uitwerking van een verblijvingsbeding op onverdeelde goederen niet onderworpen wordt aan de erfbelasting. Vlabel volgt hierbij de redenering van de aanvragers en aanvaardt:
- Dat de langstlevende de onverdeelde goederen niet uit de nalatenschap verkrijgt, maar naar aanleiding van de vereffening – verdeling van het huwelijksvermogensstelsel.
- Dat een verblijvingsbeding een huwelijksvoordeel is en geen schenking. De fictiebepalingen met betrekking tot de schenkingen kunnen bijgevolg niet toegepast worden.
- Dat er geen toebedeling is van een gemeenschap, maar van een onverdeeldheid. De regel dat de langstlevende echtgenoot erfbelasting verschuldigd is op hetgeen verkregen wordt boven de helft van het gemeenschappelijk vermogen, geldt dus niet.
Omdat de langstlevende echtgenoot de onverdeelde goederen verkrijgt ingevolge een overdracht ten bezwarende titel, dient er wel een onderscheid te worden gemaakt tussen roerende en onroerende goederen. Gaat het om roerende goederen, dan zal de toebedeling (op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten) steeds onbelast zijn. Gaat het om onroerende goederen, dan zal er, naargelang het geval, verdeel- of verkooprecht verschuldigd zijn.
Hebben de echtgenoten een onverdeeld onroerend goed gezamenlijk verworven, dan zal de langstlevende van hen verdeelrecht (2,5% in Vlaanderen) verschuldigd zijn op de gehele waarde, vermits er aan de onverdeeldheid een einde wordt gemaakt.
Wordt een onroerend goed, dat aanvankelijk aan één van de echtgenoten toebehoorde, onverdeeld gemaakt door een inbreng in het huwelijkscontract, dan zal bij de toebedeling verdeelrecht verschuldigd zijn op de gehele waarde indien de inbrengende echtgenoot de langstlevende is. Is de andere, niet-inbrengende echtgenoot de langstlevende, dan zal deze laatste verkooprecht (10% in Vlaanderen) verschuldigd zijn op de helft van de waarde. Let wel: anders dan bij een gemeenschapsstelsel, zal ook de inbreng de heffing van het verkooprecht op de helft van de waarde van het ingebrachte onroerend goed met zich meebrengen.
Een nieuwe, fiscaal zeer gunstige, planningstechniek biedt zich zowaar aan voor echtgenoten die hun vermogen vooral aan elkaar wensen na te laten en (nog) niet aan de kinderen. Tot voor kort was het beding van aanwas een veel gebruikte techniek om dit te verwezenlijken. Anders dan bij het beding van aanwas, zijn de voorwaarden van een gelijkwaardige inbreng en een gelijkaardige levensverwachting geen vereiste bij deze nieuwe techniek. Ook onverdeeldheden in de verhouding 99% – 1 % komen in aanmerking. Het verblijvingsbeding is ook bruikbaar indien er een groot leeftijdsverschil tussen de echtgenoten bestaat of zelfs wanneer één van de echtgenoten terminaal ziek is.
Wie een verblijvingsbeding opneemt in zijn huwelijkscontract dient rekening te houden met de reserve van de stiefkinderen en van de gemeenschappelijke kinderen indien er goederen door één van de echtgenoten bij de aanvang of tijdens het huwelijk werden ingebracht in een onverdeeldheid. Eventueel kan het in deze gevallen interessanter zijn om de techniek van het beding van aanwas te gebruiken, die daarentegen wel reserveproof is.
Tot slot is het belangrijk te benadrukken dat de techniek van het verblijvingsbeding op onverdeelde goederen alleen kan gebruikt worden voor onder het stelsel van scheiding van goederen gehuwde koppels. Zij kunnen het verblijvingsbeding inlassen in het huwelijkscontract, zowel bij de aanvang als tijdens het huwelijk of zelfs kort voor het overlijden van één hen. Koppels gehuwd onder het wettelijk stelsel, ook al hebben zij bepaalde goederen in onverdeeldheid (doordat ze verworven zijn vóór het huwelijk), wettelijke en feitelijke samenwoners zullen deze techniek niet kunnen toepassen.
Hoewel Vlabel zich in het concreet voorgelegde dossier enkel uitspreekt over een verblijvingsbeding, zal ons inziens ook de uitwerking van een keuzebeding op het onverdeeld vermogen geen erfbelasting met zich meebrengen. Daar waar bij een verblijvingsbeding het volledige onverdeeld vermogen aan de langstlevende toekomt, heeft de langstlevende bij een keuzebeding de keuze zich het onverdeeld vermogen deels of volledig toe te eigenen.
Dana Vandaele
Expert familiale planning
Een vraag over dit artikel? Stel ze hier aan de auteur.