Met betrekking tot de toepassing van het gunstregime in de schenk- en erfbelasting voor familiale vennootschappen kan wel eens discussie ontstaan met de Vlaamse belastingdienst (VLABEL). Onlangs werd VLABEL echter op twee verschillende punten in het ongelijk gesteld door de rechtbank.

Aandelen van een familiale vennootschap kunnen in Vlaanderen geschonken worden met een vrijstelling van schenkbelasting of vererven aan een vlak tarief van 3% of 7%. Hiervoor moeten wel een aantal voorwaarden vervuld zijn.

Wij gaan hierna dieper in op twee aspecten van het gunstregime, waarbij VLABEL bot ving in de rechtbank.

Verhuur van bedrijfsvastgoed

Om voor het gunstregime in aanmerking te komen moet de betrokken vennootschap de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambacht- of landbouwactiviteit of een vrij beroep, tot voorwerp hebben en uitoefenen.

Vennootschappen die onroerende goederen aanhouden en verhuren, zonder een andere economische activiteit uit te oefenen (zgn. ‘patrimoniumvennootschappen’) voldoen in beginsel niet aan deze voorwaarde en zijn dan ook van de gunstregeling uitgesloten. Volgens VLABEL is dit evenwel anders wanneer het uitsluitend gaat om bedrijfsgebouwen die verhuurd worden aan één of meerdere vennootschappen binnen dezelfde groep (bv. verhuur tussen 2 zustervennootschappen). Belangrijk is wel dat de interne verhuur van bedrijfsgebouwen slechts als economische activiteit kwalificeert voor zover er geen enkel ander onroerend goed aanwezig is. Van zodra er een onroerend goed aanwezig is dat niet aan een verbonden vennootschap wordt verhuurd (externe verhuur / leegstand / eigen gebruik door de bedrijfsleider) kan het tegenbewijs niet worden geleverd, aldus VLABEL.

Op dit punt werd VLABEL onlangs in het ongelijk gesteld door het Hof van Beroep te Gent (HvB Gent, 19 november 2024). In de betrokken casus hield een holdingvennootschap, die participeert in een actieve dochtervennootschap, 2 onroerende goederen aan, zijnde een bedrijfspand dat zij verhuurt aan de dochtervennootschap en een bedrijfspand dat zij verhuurt aan derden. Het Hof oordeelde dat als “een onroerende intragroepsverhuur kwalificeert als een economische activiteit, zoals VLABEL zelf stelt, de reële uitoefening van deze activiteit voldoende is om te voldoen aan de activiteitsvoorwaarde, ongeacht of er nog onroerende goederen buiten de groep worden verhuurd.”

Dat het extern verhuurde pand een bedrijfspand betreft en geen woning die aan een particulier verhuurd wordt of door de bedrijfsleider zelf wordt aangewend, lijkt in het oordeel van het Hof wel belangrijk te zijn. Het Hof haalt in haar argumentatie immers aan dat “de beide onroerende goederen die op de jaarrekeningen stonden, bedrijfsvastgoed betroffen en op het ogenblik van het overlijden verhuurd werden enerzijds aan een 100% dochtervennootschap die dit onroerend goed daadwerkelijk gebruikte voor haar economische activiteit (m.n. als garage en kantoor) en anderzijds aan een derde die dit onroerend goed ook daadwerkelijk gebruikte voor haar economische activiteit (m.n. als bedrijfsruimte voor de verkoop, het onderhoud en de reparatie van personenwagens en lichte bedrijfsauto’s).”

Verder vermeldt zij dat de “(verhuurde) onroerende goederen ontegensprekelijk een maatschappelijke meerwaarde genereren want worden actief gebruikt voor de exploitatie van handelsactiviteiten.”

En verder: “De verhuur van dit bedrijfsvastgoed overstijgt het louter passief beheer van onroerend goed aangezien de beide onroerende goederen beroepsmatig voor lange duur worden verhuurd voor doeleinden van de economische exploitatie van de huurders. Evenmin worden de onroerende goederen voor privédoeleinden aangewend. De onroerende goederen die zich in de vennootschap bevinden, betreffen geen privaat patrimonium doch worden geëxploiteerd in die zin dat zij aan een dochtervennootschap en aan derden ter beschikking worden gesteld voor de exploitatie van hun handelsactiviteit.”

Goed nieuws dus, maar gelet op de aangehaalde argumentatie kan deze redenering niet zonder meer doorgetrokken worden naar casussen waarbij een vastgoedvennootschap enerzijds een bedrijfsgebouw aan een groepsvennootschap verhuurt en anderzijds een woning aan een particulier verhuurt of aan de bedrijfsleider ter beschikking stelt. Hoewel ons kantoor in dergelijke casussen in het verleden reeds een positief attest bekomen heeft, blijkt VLABEL hier allerminst eenduidig in.

Kapitaalvermindering na schenking of vererving

Werden aandelen van een familiale vennootschap geschonken met een vrijstelling van schenkbelasting, of werden zij vererfd met toepassing van het verlaagd tarief in de erfbelasting, dan moet ook gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van de authentieke schenkingsakte of het overlijden, aan een aantal voorwaarden voldaan zijn.

Zo mag voor naamloze vennootschappen het kapitaal van de vennootschap niet dalen door terugbetalingen of uitkeringen. Er mag m.a.w. geen kapitaalvermindering worden doorgevoerd. Voor vennootschappen zonder kapitaal (zoals een besloten vennootschap) mag het eigen vermogen niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen tot onder het bedrag van de inbrengen op de datum van de schenking of het overlijden. Mocht dit toch het geval zijn, dan worden deze terugbetalingen of uitkeringen belast tegen de gewone tarieven.

Hoe dit concreet moet worden berekend, was een tijdlang voer voor discussie. Een voorbeeld ter verduidelijking:

  • Ouders schenken aandelen van een NV ter waarde van € 1.000.000 aan hun zoon. Het kapitaal van de vennootschap bedraagt € 200.000.
  • Binnen de 3 jaar na de schenking gaat de zoon over tot een kapitaalvermindering van € 100.000.
  • De aanvullende schenkbelasting die ingevolge de kapitaalvermindering verschuldigd is, kan op 2 manieren worden berekend:
    • Berekeningswijze 1: op het bedrag van de kapitaalvermindering zelf: € 100.000 x 3% : € 3.000 schenkbelasting.
    • Berekeningswijze 2: op de waarde van de geschonken aandelen, in verhouding met het percentage waarmee het kapitaal is gedaald.
      • Het kapitaal is met 50% gedaald (€ 100.000/€ 200.000)
      • € 1.000.000 x 50% = € 500.000 x 3% = € 15.000 schenkbelasting

Hoewel VLABEL in het verleden berekeningswijze 1 hanteerde, veranderde zij enkele jaren terug haar visie en volgde zij berekeningswijze 2 (die nadeliger is voor de belastingplichtige). In een concrete casus die hierover handelde werd VLABEL door het Hof van Beroep te Gent in het ongelijk gesteld, doch zij tekende hiertegen cassatieberoep aan. Het Hof van Cassatie stelt nu opnieuw VLABEL in het ongelijk en stelt dat berekeningswijze 1 de correcte benadering is (Cass., 13 december 2024). Door deze uitspraak is de discussie hieromtrent definitief gesloten.

Dieter Bossuyt
Gecertificeerd belastingadviseur